Aantal berichten : 96 Leeftijd : 68 Woonplaats : Vlaardingen Registration date : 03-08-08
Onderwerp: Tablet I, de geschiedenis van Thoth, de Atlantiër do okt 02 2008, 21:52
Tablet I
De geschiedenis van Thoth, de Atlantiër.
Ik Thoth, de Atlantiër, Meester van de mysteriën, Hoeder van de kronieken, Machtige Koning, Magiër, Leefde van generatie op generatie, Nu overgegaan in de Hallen van Amenti, Sta hier voor begeleiding van zij die na mij komen, Met de Kronieken van de Machtige Wijsheid van het Grote Atlantis.
In de grote stad van KEOR op het eiland UNDAL, In een tijd ver in het verleden, begon ik deze incarnatie. Niet als een gewone sterveling in de huidige tijd, maar als Een machtige in de tijd van Atlantis in leven en dood, Maar van eon naar eon werden zij herboren In het leven in de Hallen van Amenti waar de rivier Van het leven vloeit in het eeuwige.
En honderd maal tien keer Ben ik afgedaald naar het donker dat leidde naar het licht, En even zo vele malen ben ik opgestegen vanuit donker In het licht, als herboren met kracht en macht.
Nu als ik afdaal Kent het volk van KHEM mij niet meer.
Maar op een nog onbekend tijdstip, zal ik herrijzen, Machtig en krachtig, rekenend op hen die ik achterlaat.
Maar let op, Volk van KHEM, Als jullie mijn lessen verraden, Dan zal ik jullie bezittingen in het donker van de grotten Trekken, daar waar jullie vandaan komen.
Verraadt niet mijn geheimen Aan het Volk in het Noorden Of het Volk van het Zuiden Want dan zal mijn vloek neerdalen op U.
Herinner en koester mijn woorden, Zeker zal ik terugkeren En je leiden op de weg die je gaat Ah, zelf van achter de tijd en de dood kom ik Gevende of straffende, net wat u waard bent.
Groot waren de mensen in mijn oude tijd Groter dan de kleine mens nu om mij heen Kleine mensen nu rond mij; Wetend van de oude wijsheid, Zoekende verder in het hart van het Oneindige Wetenschap dat behoort tot de Jonge Aarde.
Wijs waren wij met de wijsheid Van de kinderen van het licht die woonden naast ons. Sterk waren wij met de kracht getekend door het Eeuwige Vuur.
En Allen van deze, de grootste naast de Kinderen van het Volk Was mijn vader, THOTME, de hoeder van de Grote Tempel, Verbonden met de Kinderen van het Licht Die woonden in de Tempel en de rassen van de mens Bewoonden de Tien Eilanden.
Zeggend, na de drie, Van de Inwoner of Unal, Sprekend tegen de Koningen Met een heersende stem.
Ik groeide op van jongen tot man, mijn vader leerde mij het Oudste der Mysteriën en groeide in het Vuur van Wijsheid Totdat het uitbarstte in een Nemende Vlam.
Ik verlangde alleen naar wijsheid, Totdat op een grote dag het bevel kwam van De Inwoner van de Tempel om voor hem te verschijnen. Een paar waren van de Kinderen van het Volk Die opkeken naar het machtige gezicht en daar leefden, Niet de kinderen van het Volk maar de Kinderen van het Licht, Die niet incarneerden in een fysiek lichaam.
Gekozen werd ik uit het volk van de mens, Onderwezen door de iIwoner met de bedoeling nu ongeboren te gaan in de baarmoeder van tijd.
Lange tijd woonde ik in de tempel, Leerde ik wijsheid totdat ik het licht kon uitzenden van het Grote Vuur.
Leerde mij het pad naar Amenti De onderwereld daar waar de Grote Koning zit Op zijn troon van macht.
Diep boog ik ter ere van de Meester van het Leven En de Meester van de Dood, Ontvangende mijn Sleutel van het Leven.
Vrij was ik van de Hallen van Amenti, Niet gebonden aan de dood van de Cirkel van Leven Ver van de sterren reisde ik totdat Ruimte en Tijd Niets werd.
Toen dronk ik uit de Beker van Wijsheid, Kijkend in de harten van mensen en daar vond ik Grotere Mysteriën en ik was blij. Want alleen in het zoeken van de Waarheid kon mijn Ziel Kalmeren en de vlam in mij worden gedoofd.
Vele jaren leefde ik, Kijkend naar hen rond mij die proefden van de Beker van Dood En terugkeerden naar het Licht van het Leven.
Geleidelijk van de Koninkrijken van Atlantis kwamen golven Van bewustwording dat was gelijk met mij, Alleen zij werden vervangen door een Ei van een Lagere Ster.
Ik gaf me over aan de wet, Het woord van de Meester groeide naar een bloem Onder in het donker gekeerd naar de ideeën van de Atlantiërs, Totdat op het laatst de toorn herrees van AGWANTI, Waar de Inwoner het woord met macht aanriep.
Diep in het binnenste van de Aarde, luisterend naar de Zonen van Amenti En nog eens luisterend, over het veranderen van richting van de Bloem van Vuur Die eeuwig brand, veranderend en verschuivend, gebruikenmakend van gedachten, Net zo lang totdat het Vuur van richting is veranderd.
Over de wereld kwam toen de grote zondvloed Verdrinkend en zinkend, Veranderend de balans van de aarde Totdat alleen de Tempel van Licht was overgebleven Staand op de grote berg van het eiland Undal Nog steeds rijzende boven het water; Sommige inwoners werden gespaard door de uitbarsting van de overstromingen.
Ik werd geroepen door de Meester die zei: Verenig mijn mensen Neem ze mee en leer ze jouw wijsheid van ver voor de waters Totdat je bereikt hebt het land van de harige barbaren Inwoners van de grotten van de woestijn, Volg daar het plan dat je kent.
Verenigde ik mijn mensen en toen ik aankwam bij het grote schip van mijn Meester In de morgen gingen we n aar boven De tempel lag in het donker beneden En opeens kwam het water er liet haar verdwijnen van de aarde. Tot dan was de Grote Tempel.
Snel vloeide de zon ons naar de morgen, Totdat beneden ons lag het land van de kinderen van KHEM. Woedend kwam zij gewapend met stokken en speren, Gedragen door grote woede met het doel de Zonen van Atlantis te vernietigen.
Toen zwaaide ik met mijn staf en maakte een draaiing van trillingen Makend dat zij als sporen van stukken steen van de berg zijn.
Toen sprak ik de woorden Kalm en Vredig, Vertellend van de het machtige Atlantis, Zeggend dat wij waren de Kinderen van de Zon en de Boodschappers. Pakte ik hen in met mijn vertoning aan Magische Wetenschap, Kruipend aan mijn voeten, bevrijdde ik hen.
Lang woonde ik in het land van KHEM Lang en nog eens lang. Totdat de Meester ons het bevel gaf, Hij die slaapt, maar leeft in het eeuwige, Ik stuurde van ons de Zonen van Atlantis, Stuurde ze in vele richtingen, Dat de baarmoeder van Tijd van Wijsheid Weer mag overgaan in haar kinderen
Lange tijd woonde ik in het land van KHEM, Deed groot werk met de wijsheid in mij Ik groeide in het licht van de kennis van de Kinderen van KHEM, overgoten met mijn Wijsheid.
Ongestoord liep ik het pad naar Amenti, Zodat ik mijn krachten behield, Levend jaren na jaren als Zon van Atlantis, Bewaarder van Wijsheid en Hoeder van de Kronieken.
Veel waren er Zonen van KHEM Overwinnend de mensen rondom hen, Langzaam groeiend in hun Ziele Kracht.
Nu in deze tijd ga ik hen voor in de donkere Hallen van Amenti, Diep in de Hallen van de Aarde, Sta ik voor de Meester van de Krachten, En kijk opnieuw in de ogen van de Inwoner.
Rijs ik hoog over de ingang, een deuropening, een poort Leidend diep naar Amenti.
Er zijn enkelen met moed die het durven, Enkele passeren de poort tot het donkere Amenti. Rijzend over de passage, Ik een machtige piramide, Gebruik de kracht die de Aarde kracht overkwam. Diep en nog dieper plaats ik het Kracht huis of kamer; Van waar ik kerfde een ronde passage, Bijna rakend de grote top.
Daar in de ruimte, zet ik het Kristal, Zendend de straal in de Tijd-Ruimte, Draaiend de kracht vanuit de Ether, Gericht naar de Poort van Amenti.
Andere kamers die ik bouwde en schijnbaar open liet Maar verborgen in, zijn de sleutels tot Amenti. Hij die de moed heeft en durft af te dalen naar het donker, Laat hem zuiveren door lang vasten.
Liggend in de sarcofaag van steen in mijn kamer. Onthul ik aan hem mijn Grote Mysteriën. Snel zal hij gaan naar waar ik hem zal ontmoeten Zelfs in het donker van de aarde zal ik hem ontmoeten Ik Thoth, Meester van Wijsheid, ontmoet hem en houdt hem Vast en zal altijd in hem Wonen.
Ben ik, de bouwer van de Grote Pyramide Gevormd door het patroon van de pyramide van de Aarde-kracht, Brandend eeuwig, zo dat ook ik, blijf door de eeuwen.
Binnenin, bouwde ik mijn wetenschap van ‘Magie-Wetenschap’ Zodat ik hier ben, wanneer ik terugkom van Amenti, Ah, terwijl ik slaap in de Hallen van Amenti, Zal mijn Ziel vrij zijn van incarnatie, Maar wonen in de mensen, in deze vorm of een andere.
Gezonden ben ik naar Aarde van de Inwoner, Uitvoerder van zijn Bevelen, zodat menigeen groeit Nu keer ik terug tot de Hallen van Amenti, Met achterlating een stukje van mijn Wijsheid. Houdt je vast aan het bevel van de Inwoner’; En houdt je ogen gericht op het Licht.
Zeker in tijd, ben je een met de Meester, Zeker bij recht, ben je een met de Meester En zeker bij recht ben je een met het AL.
Nu ga ik vertrekken Weet mijn bevelen, Houdt ze en ben ze En ik ben met jou, Helpend en leidend je naar en in het Licht.
Nu voordat ik de portalen open, Ga ik terug in het donker van de nacht.